Waarschijnlijk kent iedereen wel de verhalen over kunstwerken die tijdens de Tweede Wereldoorlog werden gestolen door de nazi’s, maar wat er daarna mee gebeurde blijft vaak een mysterie. Nu is er een ongelooflijke ontdekking gedaan: een gestolen schilderij uit de beroemde Goudstikker-collectie hangt gewoon aan de muur in het huis van een nazi-dochter in Argentinië. De familie wil hun kunst terug, maar dat wordt volgens experts ‘heel ingewikkeld’ na al die jaren.
Ontdekking van gestolen schilderij
Journalisten van het Algemeen Dagblad waren jarenlang op jacht naar sporen van het mysterieuze ‘Damesportret’ van Giuseppe Vittore Ghislandi, beter bekend als Fra’ Galgario. Dit bijzondere kunstwerk vormde onderdeel van de beroemde Goudstikker-collectie die tijdens de Tweede Wereldoorlog door de nazi’s werd geplunderd. Na een cruciale tip kwamen ze eindelijk op het juiste spoor.
Het schilderij bleek op de meest onverwachte plek terecht te zijn gekomen. Op een Argentijnse makelaarswebsite hing het kunstwerk gewoon zichtbaar aan de muur van een appartement, alsof het een doorsnee decoratiestuk betrof. De eigenaar van dit appartement blijkt de dochter te zijn van Friedrich Kadgien, een hoge nazi-ambtenaar die tijdens de oorlog een belangrijke rol speelde in de kunstroof.
Het ontdekte werk toont het portret van de Italiaanse gravin Colleoni en gold decennialang als volledig verdwenen. Experts hadden alle hoop opgegeven het ooit nog terug te vinden. Nu het werk is gelokaliseerd, rijst de vraag hoe deze situatie verder moet worden aangepakt en of restitutie überhaupt nog mogelijk is na zoveel jaren.
Van Goudstikker naar nazikopstuk Hermann Göring
Jacques Goudstikker beschikte over een van de meest indrukwekkende kunstverzamelingen van Europa toen de Duitse troepen Nederland binnenvielen in mei 1940. De Joodse kunsthandelaar besefte onmiddellijk het gevaar dat hem bedreigde en probeerde wanhopig het land te ontvluchten. Zijn vluchtpoging eindigde tragisch op 16 mei 1940, toen hij overleed aan boord van een vrachtschip dat koers had gezet naar Engeland.
Na Goudstikkers dood vond zijn familie zichzelf in een machteloze positie tegenover de Duitse bezetter. De nazi’s namen zonder scrupules bezit van de complete collectie, die meer dan 1.100 kunstwerken bevatte. Deze systematische roof vormde onderdeel van een groter plan waarbij de Duitse leiders zich verrijkten met gestolen cultuurschatten uit bezet Europa.
Hermann Göring, een van Hitlers meest machtige handlangers en liefhebber van luxe, kreeg uiteindelijk de beschikking over het grootste deel van de Goudstikker-collectie. De nazikopstuk gebruikte zijn positie om zich de mooiste stukken toe te eigenen en verspreidde andere werken onder zijn netwerk van medeplichtigen. Na de oorlog slaagde de Nederlandse staat erin een groot deel van de collectie terug te krijgen, maar vele kostbare werken bleven spoorloos verdwenen.
Complexe juridische situatie na 80 jaar
De ontdekking van het gestolen schilderij markeert het begin van een juridische uitdaging die volgens experts heel ingewikkeld wordt. Kunstdetective Arthur Brand, gespecialiseerd in het opsporen van roofkunst, waarschuwt dat dit soort zaken bijzonder complex zijn vanwege de tijd die is verstreken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog pleegden de nazi’s de grootste kunstroof uit de geschiedenis, maar inmiddels zijn alle juridische procedures formeel verjaard na meer dan acht decennia.
Deze verjaring betekent echter niet automatisch dat erfgenamen machteloos staan. De familie Goudstikker heeft aan het Algemeen Dagblad laten weten het gestolen ‘Damesportret’, dat op internationale opsporingslijsten staat, terug te willen. Hun claim vormt onderdeel van een wereldwijde beweging waarbij nabestaanden van Holocaustslachtoffers proberen hun cultureel erfgoed terug te krijgen via morele druk en diplomatieke kanalen.
Het feit dat het kunstwerk zich bevindt in het bezit van de dochter van een nazi-ambtenaar compliceert de situatie aanzienlijk. Friedrich Kadgien speelde een actieve rol in de systematische roof van Joodse kunstcollecties, en zijn nalatenschap draagt deze belaste geschiedenis met zich mee. De vraag rijst of zijn erfgenamen moreel verplicht zijn gestolen kunstwerken terug te geven, ook zonder juridische dwang.
Bewijsvoering voor eigendomsrechten

Voor families die hun gestolen kunstwerken terug willen krijgen na al die jaren, wacht een juridische puzzel van jewelste. Kunstdetective Arthur Brand legt uit dat erfgenamen twee cruciale zaken moeten bewijzen voordat zij überhaupt aanspraak kunnen maken op restitutie. Ten eerste moeten zij aantonen dat hun familie daadwerkelijk eigenaar was van het kunstwerk tijdens de Tweede Wereldoorlog.
Die bewijsvoering blijkt in de praktijk enorm lastig. Veel Joodse families overleefden de Holocaust niet, waardoor cruciale getuigenissen en familiearchieven voor altijd verloren zijn gegaan. Bovendien vernietigden de nazi’s systematisch documenten om hun sporen uit te wissen, terwijl verzetsacties ook archieven deden verdwijnen. Brand geeft aan dat families soms geluk hebben wanneer een schilderij ooit tentoongesteld werd met hun naam erbij, of wanneer oude familiefoto’s het kunstwerk aan de muur van hun woonkamer tonen.
De familie Goudstikker heeft in dit geval een bijzonder voordeel. Jacques Goudstikker hield namelijk een gedetailleerd boekje bij waarin al zijn kunstwerken stonden geregistreerd. Dit document vormt een unieke bron die de eigendomsgeschiedenis van het gestolen ‘Damesportret’ kan bevestigen. Zonder dergelijke concrete bewijsstukken blijft het voor de meeste families onmogelijk hun erfgoed terug te krijgen, ondanks de morele rechtvaardigheid van hun claim.
Nazi-tactieken en onvrijwillige afgifte
De bewijsvoering voor eigendomsrechten vormt slechts het eerste deel van een complexe juridische puzzel. Erfgenamen moeten namelijk ook kunnen aantonen dat hun familie het kunstwerk destijds onvrijwillig heeft afgestaan aan de nazi’s. Deze eis blijkt in de praktijk nog veel gecompliceerder dan het vaststellen van het oorspronkelijke eigendom.
Kunstdetective Arthur Brand legt uit dat de nazi’s bijzonder geraffineerd te werk gingen bij hun systematische kunstroof. Ze verschenen zelden aan de voordeur om schilderijen simpelweg te confisqueren, omdat dit hun doorverkoopplannen zou bemoeilijken. Potentiële kopers zouden immers terughoudend zijn als bekend werd dat de werken waren gestolen. In plaats daarvan ontwikkelden de Duitse bezetter subtielere methodes om Joodse kunstbezitters onder druk te zetten.
Afpersing vormde een van hun favoriete tactieken. Nazi-ambtenaren confronteerden families met fictieve belastingaanslagen of dreigden met andere juridische consequenties als zij hun kunstcollecties niet vrijwillig zouden afstaan. Andere families kregen valse beloftes van veilige doorgang naar neutraal Zwitserland in ruil voor hun kostbare bezittingen. Soms werd de druk nog directer uitgeoefend door te beweren dat Adolf Hitler persoonlijk geïnteresseerd was in een bepaald kunstwerk voor een symbolisch bedrag.
Brand benadrukt hoe machteloos Joodse families stonden tegenover dergelijke intimidatietactieken. Weigering betekende vaak deportatie of erger, waardoor families zich gedwongen zagen hun cultureel erfgoed af te staan in een wanhopige poging hun leven te redden. Deze schijnbaar vrijwillige transacties waren in werkelijkheid het resultaat van systematische terreur en bleven daarom onvrijwillig van aard.
Internationale verdragen versus particulier bezit
Na de oorlog zijn er afspraken gemaakt over het teruggeven van roofkunst, ongeacht of de zaak verjaard is of niet. Er zijn een paar internationale verdragen die door het merendeel van de landen zijn ondertekend waarin staat dat als dit soort werken worden aangetroffen, zeker in staatsbezit, ze alsnog teruggegeven moeten worden als blijkt dat ze inderdaad gestolen zijn. Als een gestolen kunstwerk in een museum blijkt te hangen, maakt dat het volgens Brand iets gemakkelijker.
Maar ook dan gaat het vaak moeilijk. Musea doen alles wat ze kunnen om iets niet terug te hoeven geven, ook in Nederland. Dat het ‘Damesportret’ van Fra’ Galgario bij iemand thuis hangt, maakt het teruggeven nog problematischer. Particulieren zeggen in dit soort situaties vaak dat ze het kunstwerk op een veiling hebben gekocht.
Maar dat gaat in deze situatie duidelijk niet op, benadrukt de kunstdetective. De eigenaar weet namelijk dondersgoed dat haar vader een prominente nazi was en dat het schilderij van Goudstikker gestolen is. Dus het zal een advocatenkwestie worden. De dochter van Kadgien zegt tegenover het AD dat ze niets weet van het schilderij.
Brand vraagt zich af hoe lang ze dat zal volhouden. Want dit soort dingen staan natuurlijk niet goed op je cv. Bovendien wil niemand een werk kopen waarvan bekend is dat het om roofkunst gaat. Want dan is er sprake van heling en dat is wél strafbaar. Maar het blijft uiteindelijk een ingewikkelde klus.
Na al die jaren blijft het verschrikkelijk dat families hun gestolen erfgoed zo moeilijk terug kunnen krijgen, ook al is glashelder bewezen dat het om roofkunst gaat. Het wordt inderdaad een ingewikkelde advocatenkwestie, maar hopelijk zorgt de internationale aandacht voor deze ontdekking ervoor dat de familie Goudstikker hun ‘Damesportret’ uiteindelijk toch weer terug krijgt – want dat zou niet meer dan eerlijk zijn na al het leed dat hen is aangedaan.